Verb
1. assist ::
helpen
2. aid ::
steun
3. help ::
helpen
4. lend a hand to ::
een handje te
5. support ::
ondersteuning
6. back ::
terug
7. encourage ::
aanmoedigen
9. collaborate with ::
samenwerken met
10. work with ::
werk met
11. connive with ::
oogluikend met
12. collude with ::
samenspannen met
13. go along with ::
meegaan in
14. be in collusion with ::
zijn planmatig
15. be hand in glove with ::
zijn hand in handschoen met
16. side with ::
zijde
17. second ::
tweede
18. endorse ::
onderschrijven
19. sanction ::
sanctie
20. promote ::
promoten
21. incite ::
aansporen
22. champion ::
kampioen
23. further ::
verder
24. expedite ::
bespoedigen