Verb
1. run away ::
Weglopen
2. escape ::
ontsnappen
3. bolt ::
bout
5. make off ::
er vandoor gaan
6. take flight ::
vlucht nemen
8. decamp ::
opbreken
9. make a break for it ::
maken een pauze voor deze
10. take to one's heels ::
er vandoor gaan
11. make a quick getaway ::
maak een snelle ontsnapping
12. beat a hasty retreat ::
sloeg een haastige terugtocht
13. run for it ::
run for it
14. make a run for it ::
maak een run for it
15. disappear ::
verdwijnen
16. vanish ::
verdwijnen
17. slip away ::
weg slippen
18. split ::
spleet
19. steal away ::
wegnemen
20. sneak away ::
wegsluipen
21. clear out ::
duidelijk uit
22. duck out ::
eend
23. cut and run ::
op de loop gaan
24. skedaddle ::
zich uit de voeten maken
25. skip ::
overspringen
26. skip town ::
skip stad
27. head for the hills ::
ga naar de heuvels
28. do a disappearing act ::
doe een verdwijntruc
29. fly the coop ::
de coop vliegen
31. vamoose ::
Vamoose
32. take a powder ::
neem een poeder