Verb
1. adjust ::
aanpassen
2. acclimate ::
acclimatiseren
3. adapt ::
zich aanpassen
4. accustom ::
gewennen
5. accommodate ::
accommoderen
6. habituate ::
wennen
7. acculturate ::
toegroeien
8. assimilate ::
assimileren
9. attune ::
in overeenstemming brengen
10. get used ::
aan iets gewend raken
11. become inured ::
geworden inured
12. reconcile oneself ::
verzoenen zich
13. resign oneself ::
berusten
14. familiarize oneself ::
vertrouwd zichzelf
15. get one's bearings ::
krijg je lagers
16. become seasoned ::
worden gekruid
17. become naturalized ::
geworden genaturaliseerde