Gaan, worden, betamen, passen, bij elkaar passen, katoen, vervullen, zijn geschikt, de moeite waard zijn, waarheid worden, arbeid, zwoegen, werk, voeler, passen in, mee eens, antwoord, plein, van toepassing zijn
Meaning and definitions of befit, translation in Dutch language for befit with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of befit in Dutch and in English language.
What befit means in Dutch, befit meaning in Dutch, befit definition, examples and pronunciation of befit in Dutch language.