brandwond, afbranden, consumeren, temperen, verkolen, bakken, verschroeien, versmachten, gebraden, teisteren, nood, schijnen, Uitstralen, doorspoelen, balk, verteren, schroeien, verbranden, ontvlammen, brand, worden verbrand, martelen, moeite, kwellen, pijn doen, zijn in brand, zijn in vuur en vlam, worden ontstoken, worden verlicht, houden in, brand-up, glans, bles, opvliegen, ergeren, vuur aansteken, kastijden, toorts, beekje, beek, wijnvaatje, goot