Verb
1. reprimand ::
berisping
2. rebuke ::
berisping
3. admonish ::
vermanen
4. chastise ::
kastijden
5. chide ::
berispen
6. censure ::
afkeuring
7. upbraid ::
verwijten
8. reprove ::
terechtwijzen
9. reproach ::
verwijt
10. scold ::
schelden
11. berate ::
schelden
12. take to task ::
onder handen nemen
13. lambaste ::
aftuigen
16. tell off ::
uitschelden
17. give someone an earful ::
geef iemand een earful
19. give someone a roasting ::
geef iemand een roosteren
21. slap someone's wrist ::
klap pols iemands
22. dress down ::
schrobbering geven
23. bawl out ::
joelen out
24. give someone hell ::
geef iemand de hel
25. blow up at ::
opblazen bij
26. lay into ::
lag in
27. blast ::
ontploffing
28. zing ::
zing
29. have a go at ::
doe mee aan een
30. give someone what for ::
geef iemand wat voor
31. chew out ::
uitkauwen
32. ream out ::
uitruimen out
33. reprehend ::
berispen