ophouden, staking, verdraagzaamheid, genade, pauze, stopzetting, onthouding, tijd, uitstel, het ophouden, ademruimte
hou op, halte, ophouden, pauze, optrekken, staken, een einde, af hebben, einde, concluderen, compleet, verdagen, uitstellen, vertrekken meer dan, breken, afschaffen, vertraging, afbreken, in de steek laten, sluiten, het verlof, geef op, afzien, weglaten, afstand doen van, meer dan, beëindigen, overlijden
"If the punches don’t CEASE,you’ll end up falling down the same.
Meaning and definitions of cease, translation in Dutch language for cease with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of cease in Dutch and in English language.
What cease means in Dutch, cease meaning in Dutch, cease definition, examples and pronunciation of cease in Dutch language.