reinigen, overzien, vergeven, Pardon, geef een excuus, schuren, wassen, bad, Politie, schoon, schoonmaken, bevrijden, opruimen, nader toelichten, ontsmetten, duidelijk, duidelijk uit, draineren, kuisen, wrijven, Pools, steeds maken, zuiveren, verwijderen, heiligen, wijden, zegenen, schrobben, bleken, overstelpen
To CLEANSE yourselves, so to speak,
- Please! - ...that you may CLEANSE her with your fire
Meaning and definitions of cleanse, translation in Dutch language for cleanse with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of cleanse in Dutch and in English language.
What cleanse means in Dutch, cleanse meaning in Dutch, cleanse definition, examples and pronunciation of cleanse in Dutch language.