Noun
1. death ::
dood
2. dying ::
stervende
3. demise ::
overlijden
4. end ::
einde
5. passing ::
voorbijgaand
6. loss of life ::
verlies van leven
7. quietus ::
kwijtschelding
11. expiry ::
verstrijken
Verb
12. expire ::
vervallen
13. pass away ::
sterven
14. perish ::
vergaan
15. croak ::
kwaken
16. exit ::
Uitgang
17. go ::
Gaan
18. choke ::
stikken
19. kick the bucket ::
schop de emmer
20. drop dead ::
val dood
21. pass ::
slagen voor
22. die ::
dood gaan
23. pop off ::
afschieten
24. snuff it ::
snuif is
25. buy the farm ::
kopen de boerderij
26. cash in one's chips ::
contant geld in zijn chips
27. conk ::
neus