Adjective
1. run-down ::
oververmoeid
2. tumbledown ::
bouwvallige
3. ramshackle ::
bouwvallig
4. broken-down ::
kapot
5. in disrepair ::
in verval
6. shabby ::
haveloos
7. battered ::
gehavend
8. beat-up ::
beat-up
9. rickety ::
gammel
10. shaky ::
wankel
11. unsound ::
ondeugdelijk
13. in ruins ::
in puin
17. decrepit ::
afgeleefd
18. neglected ::
verwaarloosd
19. uncared-for ::
onverzorgd
20. untended ::
onverzorgd
21. the worse for wear ::
slechter voor slijtage
22. falling to pieces ::
valt in stukken
23. falling apart ::
uit elkaar vallen
24. gone to rack and ruin ::
gegaan naar rack en ruïne
25. gone to seed ::
gegaan naar zaad
Verb
26. decay ::
verval
27. crumble ::
verbrokkelen