maken, plegen, opnieuw maken, praktijk, morrelen, werk, bedienen, functie, werken, slaaf, traktatie, zich gedragen, handelen, transactie, een einde, af hebben, einde, concluderen, ophouden, kunnen, mei, kan, uitvoeren, vertegenwoordigen, spelen, uitbeelden, tijd besteden, leven, terwijl
Meaning and definitions of do, translation in Dutch language for do with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of do in Dutch and in English language.
What do means in Dutch, do meaning in Dutch, do definition, examples and pronunciation of do in Dutch language.