jurk, slijtage, spul, kleding, materiaal, kledingstuk, harnas, geconfronteerd, toilet, versiering, mom, vorm, gewaad, garderobe, vermomming
jurk, kalender, glad, ijzer, druk op, schenken, harnas, verf, gewas, uitsluiten, beknibbelen, snoeien, uitrusten, leveren, kleden, verfraaien, mooi maken, vervreemden, aanpassen, bestellen, organiseren, rangschikking, versnelling, doen alsof, zich uitrusten, kleed, versieren, sieren, borduren, Gebruik retorische taal, les, onderhanden nemen, de schuld geven, vloeken, bedruipen, slaan, dorsen, overtreffen, watteren, opwippen, staking, pond, woelen, smeren, vlak, Pools, niveau, regelen, draperen, bereiden, klaar, maken, plan, band, tuig, tooien, kledij, dek