Weglopen, vluchteling, toevluchtsoord, loper, behendig, rusteloos, alarm, verlangend
vluchteling, Weglopen, vluchtig, vliegend, tijdelijk, actueel, periodiek, tussentijd, noodoplossing, makkelijk in de omgang, gratis, glad, gemakkelijk, onafhankelijk, ogenblikkelijk, kortstondig, onvast, onzeker, wankel, netelig, breekbaar, bros, fragiel, oppervlakkig, Ondiep, buitenwaarts
I'm not comfortable harboring a FUGITIVE...
there's a fixed idea,which is the FUGITIVE runs away.
Meaning and definitions of fugitive, translation in Dutch language for fugitive with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of fugitive in Dutch and in English language.
What fugitive means in Dutch, fugitive meaning in Dutch, fugitive definition, examples and pronunciation of fugitive in Dutch language.