Verb
1. delight ::
genot
2. relish ::
genieten
3. take great pleasure ::
met veel plezier
4. revel ::
zwelgen
5. rejoice ::
verheugen
6. glory ::
heerlijkheid
7. exult ::
jubelen
9. crow ::
kraai
10. boast ::
opscheppen
11. brag ::
opscheppen
12. be smug ::
zijn zelfvoldaan
13. congratulate oneself ::
feliciteren zichzelf
14. preen oneself ::
zich mooi maken
15. pat oneself on the back ::
pat jezelf op de rug
17. rub it in ::
wrijf het in
Noun
19. glee ::
vrolijkheid