onbegaanbaar, ongenaakbaar, onneembaar, onoverkomelijk, onovertrefbaar, onschendbaar, ontoegankelijk, onbegrijpelijk, veel voorkomend, dicht, dik, kubiek, solide, onbreekbaar, taboe, heilig, onverbrekelijk, ontembaar, onoverwinnelijk, bewijs
The mountains are IMPASSABLE.
Meaning and definitions of impassable, translation in Dutch language for impassable with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of impassable in Dutch and in English language.
What impassable means in Dutch, impassable meaning in Dutch, impassable definition, examples and pronunciation of impassable in Dutch language.