onuitvoerbaar, onmogelijk, onbereikbaar, illusoir, leegte, niet effectief, ongeldig, nietig, onwaarschijnlijk, belachelijk, onbegrijpelijk, onaannemelijk, verouderd, onhoudbaar, firma, statisch, moeilijk, zwaar, vuurvast
Meaning and definitions of impracticable, translation in Dutch language for impracticable with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of impracticable in Dutch and in English language.
What impracticable means in Dutch, impracticable meaning in Dutch, impracticable definition, examples and pronunciation of impracticable in Dutch language.