Adjective
1. poor ::
arm
2. impecunious ::
onvermogend
3. destitute ::
ontbloot
4. penniless ::
zonder geld
5. impoverished ::
verarmde
6. insolvent ::
insolvent
7. poverty-stricken ::
armoede-stricken
8. needy ::
behoeftig
9. in need ::
nodig hebben
11. disadvantaged ::
kansarme
12. badly off ::
slecht af
15. on skid row ::
op achterbuurt
16. down-and-out ::
tot de bedelstaf brengend
17. penurious ::
gierig
Noun
18. vagrant ::
zwerver
19. homeless person ::
dakloze
20. down-and-out ::
tot de bedelstaf brengend
21. beggar ::
bedelaar
22. pauper ::
armlastige
23. derelict ::
verlaten
24. have-not ::
heb niet
25. bum ::
kont