schuifelen, vermijding, onthouding, pareren, ontwijkende beweging, verdraagzaamheid
betrekken bij, pareren, afwenden, belemmeren, veroorzaken aan te raken, in contact te brengen, dwarsbomen, hinderen, frustreren, belasten, elimineren, rondkomen, vermijden, uitstappen, omzeilen
how to PARRY?
Meaning and definitions of parry, translation in Dutch language for parry with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of parry in Dutch and in English language.
What parry means in Dutch, parry meaning in Dutch, parry definition, examples and pronunciation of parry in Dutch language.