afstoten, tegenwerken, voorkomen, af te schermen, belemmeren, dwarsbomen, hinderen, frustreren, belasten, afslaan, overtreffen, verdrijven, jacht, afwijzen, weerstaan, opheffen, afweren, achterhouden, weerstand bieden
Meaning and definitions of repel, translation in Dutch language for repel with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of repel in Dutch and in English language.
What repel means in Dutch, repel meaning in Dutch, repel definition, examples and pronunciation of repel in Dutch language.