scheiding, hiaat, ontbinding, breken, verbreking, scheuren, breuk, Scotch
scheuren, besnoeiing, spleet, breken, uit elkaar vallen, verpletteren, duig, verbrokkelen, onderbreken, ontbinden, overtreden, staken, scheur, afbreken, onderscheppen, losmaken, scheiden, een deel, afkomen
You could RUPTURE and bleed to death.
Meaning and definitions of rupture, translation in Dutch language for rupture with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of rupture in Dutch and in English language.
What rupture means in Dutch, rupture meaning in Dutch, rupture definition, examples and pronunciation of rupture in Dutch language.