roeren, omwroeten, doden, slachten, verkeer, operatie, op reis, activiteit, mobiliteit, dynamisme, bereidwilligheid, hersenschudding, bakken, commotie
roeren, zweep, knikken, kwispelen, verhuizing, schudden, verroeren, Duwen, schok, karnen, doden, omwroeten, agiteren, vertrappen, verpletteren, bekloppen, verontrusten, joggen, smeren, teer, bewegen, klop weg, handvat, overtreffen, rennen, rijden, lood, gedrag, Gaan, voldoen, lopen, doorgaan met, uitstappen, naar buiten komen, terugtrekken, overpeinzen, beraadslagen, schokken