hou op, optrekken, Vasthouden, een halt toeroepen, staken, kraam, dichtbij, gesloten, een einde, kalefateren, aaneenschakelen, halte, ophouden, pauze, snuit, afweren, veroorzaken af te zien van, betogen uit, doen ophouden, blijven, liggen, worden, stam, belemmeren, controleren, verstoppen, verhinderen, onderdrukken, stikken, arresteren, achterhouden, blijf af, houd je goed, hek, verdagen, uitstellen, vertrekken meer dan, wastafel, in bedwang houden, refrein, beetje, kuisen, omschrijven, oorzaak, nalaten, beëindigen, vernietigen, onderscheppen, boos worden, agressief, geef op, worden afgestoten, zweven, vertraging, achter, rondhangen, spul