Verb
1. supervise ::
toezicht houden
2. oversee ::
overzien
3. be in charge of ::
de leiding hebben over
4. be in control of ::
de controle over
5. preside over ::
voorzitten
6. direct ::
direct
7. administer ::
beheren
8. manage ::
beheren
9. run ::
rennen
10. be responsible for ::
verantwoordelijk zijn voor