muur, borstwering, dijk, hindernis, barrière, obstructie, blok, balk, dwarsbalk, spiegel bar, dwarsbomen, dwars, transversaal, afschrikwekkend, struikelblok, slepen, doorvoer
in worden gezet, binnenlaten, passen in, ga erin, werk hebben, argumenteren, betwistbaar, geschil, een ernstig vertoog doen, aankomen bij, slagen, bereiken, het verlof, Gaan, leiden tot, maken, toevlucht, belemmeren, controleren, verstoppen, hou op, tegenspreken, roepen tegen, voorwerp
...12.5 miles southeast of Traverse City, Michigan.
Meaning and definitions of traverse, translation in Dutch language for traverse with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of traverse in Dutch and in English language.
What traverse means in Dutch, traverse meaning in Dutch, traverse definition, examples and pronunciation of traverse in Dutch language.