onwaar, legendarisch, leugenachtig, bespotten, ontrouw, onbetrouwbaar, trouweloos, onwerkelijk, ongepast, onnauwkeurig, niet op zijn plaats, ongelukkig gekozen, onjuist, onecht, hol, oneerlijk, onheil, slecht, mythisch, illusoir, fictieve, denkbeeldig, verleidelijk, krom, scheef, onoprecht
- Yes. - Was your statement UNTRUE?
Meaning and definitions of untrue, translation in Dutch language for untrue with similar and opposite words. Also find spoken pronunciation of untrue in Dutch and in English language.
What untrue means in Dutch, untrue meaning in Dutch, untrue definition, examples and pronunciation of untrue in Dutch language.