Noun
1. toot ::
toeteren
2. bender ::
nijptang
3. booze-up ::
booze-up
4. carousal ::
drinkgelag
Verb
5. drink and make merry ::
drinken en vrolijk zijn
6. go on a drinking bout ::
ga op een drinkgelag
7. go on a spree ::
gaan op een spree
8. revel ::
zwelgen
9. celebrate ::
vieren
10. roister ::
pret maken
11. party ::
feest
12. booze ::
drank
13. go boozing ::
gaan zuipen
14. binge ::
binge
15. go on a binge ::
gaan op een binge
16. go on a bender ::
het op een zuipen zetten
17. paint the town red ::
verf het dorp rood
18. rave ::
rave
19. whoop it up ::
een rumoerig feestje maken
20. wassail ::
drinkgelag